Er was eens een prins. Hij woonde in een land hier niet
ver vandaan. Met zijn blonde haren en blauwe ogen keek hij vol verwondering de
wereld in, wat was er veel te zien!
Er ging geen dag voorbij dat de wereld niet groter voor
hem werd. Waar zijn lange benen hem brachten, of de fiets, de auto of het
vliegtuig, daar keek hij om zich heen en luisterde.
Hij zag de mensen, de dieren en de natuur en hij hoorde
overal de vogels.
Het hart van de prins klopte warm en wanneer hij dat zelf
vergat, vloog er altijd wel een vogel langs. De vogels vertelden hem steeds
weer hetzelfde verhaal: “Je bent vrij… om te gaan waar je wilt…”
Er kwam een tijd dat de prins de boodschap niet meer
hoorde, het niet meer kon geloven. De druk werd hem te veel. Bedrukt en
vermoeid keek hij om zich heen, was hier nu alles om te doen geweest? Hij vergat
zijn hart dat klopte, en hoorde geen vogels meer.
Maar de vogels vergaten de prins niet. Ze bleven hem zoeken,
op alle plekken waar hij kwam. "Je hart…”, floten ze, ‘Je hart, het klopt… voel je
warmte, voel je hart, voel… je bent vrij…”
Tot ze zagen dat hij keek, en luisterde…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten