Alles komt goed

Alles komt goed

Woorden brengen rust in wat ik zie, wat ik beleef, wat ik denk en wat ik voel.
Ik zie de mensen om mij heen... thuis, op school, onderweg.
Ik beleef avonturen.
Ik denk de hele dag.
Ik voel nog veel meer!
Altijd op zoek naar goede woorden, zo recht mogelijk uit mijn hart.

Wie weet recht in dat van jou...

Zou dat niet mooi zijn?

Nelleke


vrijdag 3 oktober 2014

de vogels en de prins

Er was eens een prins. Hij woonde in een land hier niet ver vandaan. Met zijn blonde haren en blauwe ogen keek hij vol verwondering de wereld in, wat was er veel te zien!

Er ging geen dag voorbij dat de wereld niet groter voor hem werd. Waar zijn lange benen hem brachten, of de fiets, de auto of het vliegtuig, daar keek hij om zich heen en luisterde.
Hij zag de mensen, de dieren en de natuur en hij hoorde overal de vogels.

Het hart van de prins klopte warm en wanneer hij dat zelf vergat, vloog er altijd wel een vogel langs. De vogels vertelden hem steeds weer hetzelfde verhaal: “Je bent vrij… om te gaan waar je wilt…”

Er kwam een tijd dat de prins de boodschap niet meer hoorde, het niet meer kon geloven. De druk werd hem te veel. Bedrukt en vermoeid keek hij om zich heen, was hier nu alles om te doen geweest? Hij vergat zijn hart dat klopte, en hoorde geen vogels meer.

Maar de vogels vergaten de prins niet. Ze bleven hem zoeken, op alle plekken waar hij kwam. "Je hart…”, floten ze, ‘Je hart, het klopt… voel je warmte, voel je hart, voel… je bent vrij…”


Tot ze zagen dat hij keek, en luisterde…



woensdag 15 januari 2014

thuis

‘Mama… papa’s huis ruikt niet meer naar jou…’
Ze zei het terloops maar bedachtzaam en ik vroeg me af wanneer ze deze ontdekking had gedaan. Misschien pas toen ze het me na een lange knuffel vertelde, haar neus vol met mij.
Ik liet de woorden zachtjes aankomen en sindsdien verkennen ze mijn gedachten en bespeuren ze mijn lijf. Ze spelen met mijn verdriet en deze door tranen warm geworden plek wordt uitgedaagd. ‘Voel maar, duik maar, verdrink er maar in…’ Net op tijd zweven ze verder en landen in mijn buik waar het vol vertrouwen en veilig is. Haar woorden worden er liefdevol ingesloten.


‘Het is goed, je ruikt het goed, ik heb mijn geur meegenomen naar een ander thuis. Maar mijn hart gaat met je mee. Waar jullie zijn, ben ik... en is papa. Altijd.’


zaterdag 23 maart 2013

God, oostenwind en een vuilniszak.


Moeilijke momenten.

In de meeste levens komen die met regelmaat voor.
Jazeker, ook in dat van mij.

Het is verleidelijk terug te gaan naar die momenten, ze te delen met jullie, 
ze te herbeleven en te analyseren op momenten met al dan niet de aanwezigheid van God.
Neem maar van me aan dat ik dat heb gedaan, analyseren. 
Tot ik er bij neerviel.
Het leverde me niets op.

Het is te vergelijken met graven in een vuilniszak, op zoek naar een verloren 'iets'.
Al gravend kom je steeds dieper en het ‘iets’ helaas ook.
Je handen worden vies en je knapt er niet van op.

Ik geloof niet dat ik God vind in mijn problemen, bij het zoeken in de vuilniszak. 
Ik vind God niet in het herbeleven, in het terugdenken aan zwaar weer.
Zeer zeker is Hij niet in het lang stilstaan bij hoe moeilijk ik het wel niet heb.

God zoekt mij in de beweging vóóruit; úit die vuilniszak, in de verwachting dat ik daar mijn best voor doe.

Daarom...

…vertel ik jullie over mijn lieve vriendin die voor een huisje zorgde aan het strand.
…vertel ik jullie over de collega die mij ineens een warme knuffel gaf.
…vertel ik jullie dat wij ondanks de scheiding elkaar kunnen aankijken.
…vertel ik jullie over het lentezonnetje dat ook schijnt bij oostenwind.
…vertel ik jullie over mijn ouders die er voor me zijn.
…vertel ik jullie over de tranen, warm en helend.
…vertel ik jullie over onze dappere en sterke dochters.
…vertel ik jullie over hoe veilig ik me voel.
…vertel ik jullie over muziek die me raakt.
…vertel ik jullie over fijne, nieuwe ontmoetingen.

Ik zal jullie vertellen over De Liefde!




maandag 18 maart 2013

Galerie des Glaces


Ik ben geen mens met vaste gewoonten, of het moet de gewoonte zijn dat ik het liefst iedere dag nieuwe gewoonten verzin. Één ding staat er vast: het laatste wat ik doe voor ik in bed stap, is mijn drie dochters een kus, een aai en een zacht gesproken ‘arrivederci…’ brengen.

Drie dochters, wie had dat gedacht. Ik niet, ik rekende er eerlijk gezegd zelfs niet op één.

In mijn werk in de klas vind ik het werken met jongens eenvoudiger, het is alsof ik ze beter versta. Als eerste op mijn basisschool nodigde ik behalve vriendinnetjes ook jóngens uit en nog vind ik het vaak prettiger mij tussen mannen te begeven.

Het is dus op z’n minst grappig te noemen dat ik ben versterkt met drie mooie blonde meisjes om mij heen, al voelt het soms verzwakt.

Wij wonen in een eenvoudige rijtjeswoning, maar het lijkt hier net De Spiegelzaal in het Kasteel van Versailles. Dan heb ik het nadrukkelijk niet over de koninklijke sterallures (die er overigens wel zijn, maar dat terzijde).

Met altijd wel een dochter om mij heen, kijk ik vaker dan ik zou willen in een spiegel. Ik zie haar driftige reactie op een onverwachte ontdekking, haar haast wanhopige blik wanneer iets wéér verdwenen lijkt, haar lijf dat zich steeds meer ontvouwt richting volwassenheid, haar verlangen begrepen te worden en anders voor even te verdwijnen, de haarlok die steeds verder voor haar ogen zakt… en ik zie mezelf.

Dan het contact tussen de zussen onderling… Ik heb niet wat jij hebt, maar wil dat óók. Wat heb jij niet wat ik wil? Wat doe jij wat ik ook wil doen? Wat mocht jij wel wat ik niet mocht en niet deed maar wel had gewild? Wat doe ik zodat jij wil wat ik kan?

Wie snapt het nog? Ik meestal niet.

Straks wonen mijn drie dochters en ik met elkaar in een vrolijk en fris meidenhuis, vol spiegels met daarnaast rondslingerende mascararollers en heel veel lipgloss. We zullen elkaar in de ogen zien, bang maken, ruziën en verdrietig zijn maar bovenal blij zijn met elkaar.

De helft van de tijd zal ik er alleen zijn, ongetwijfeld genieten van de rust en weer verlangen naar hun thuiskomst. 

Vlak voor ik dan ga slapen, zal ik mijzelf in de spiegel een aai over mijn bol geven, een kus en zachtjes fluisteren: ‘arrivederci…’. 



dinsdag 4 september 2012

'Mijn liefde leefde, niet omdat ik werd bemind... maar omdat ik zelf liefhad.'

Deze woorden staan in het boek Een Schitterend Gebrek van Arthur Japin.

Het is een van de mooiste zinnen die ik ooit las.
De betekenis geeft rust en maakt vrij.

Vind me toch leuk...
Vind me toch mooi...
Heb me toch lief...

Het is verleidelijk je geluk af te laten hangen van wat je krijgt.
Maar je zult niet gelukkiger worden.
Integendeel.

Vind me toch nog leuker!
Vind toch alleen mij mooi!
Heb mij toch het liefst!

Het zal plaats maken voor teleurstelling.

Vind leuk!
Vind mooi!
Heb lief!

Er zal ruimte komen voor rust.
Er zal ruimte komen voor vrijheid.

Liefde zal leven.











dinsdag 12 juni 2012

Waarom iedere klas in de kring zou moeten beginnen, iedere dag...

Laten we uitgaan van een klas met negenentwintig kinderen en stel, ze zijn kwart voor negen allemaal aanwezig. Dat betekent dat er dertig kleine en grote mensen ’s ochtends wakker zijn geworden, dertig goedemorgen!gesprekken zijn gevoerd, dertig ontbijtjes zijn gegeten, op zijn minst dertig totvanmiddagdag!zoenen zijn gegeven, gekregen of gemist.

Er zijn na een nacht vol rust, dromen of wakker liggen, weer dertig levens opgestart. Deze levens komen weer bij elkaar in een klaslokaal waar op het bord te lezen is wat er die dag allemaal op het boordevolle programma staat. Hoe leuk, uitdagend en spannend het ook wordt,  de moed zou ervan in je schoenen zinken…

De kring is op dat moment de plek waar de kinderen en hun juf of meester kunnen landen. Het is de plek om even rond te kijken, hoe is het met jou? Hoe is het met mij? Lieve gebeurtenissen worden besproken maar ook pijn en verdriet. Alles mag er zijn, want alles hoort erbij, want iedereen hoort erbij, zo eenvoudig is het… Nieuwe schoenen laten zien blijft leuk, of je nu vier, dertien of veertig bent! Door even te luisteren naar elkaar en te kijken naar wat er misschien anders is, krijgt elk kind de kans zich aanwezig te voelen in de dag, in de groep, in zichzelf.. om daarna zo sterk mogelijk te beginnen met rekenen.

Soms gebeurt er iets waardoor er ruis ontstaat. Een ruzie buiten of een huilbui binnen. De klas is afgeleid en kan moeilijk verder. Een goed gesprek is dan niet mogelijk wanneer de meeste kinderen alleen ruggen en zijkanten zien, wanneer woorden alleen gesproken worden in oogcontact met de juf of de meester.

Dus… maak die kring!




...en dans! Waarom niet?

maandag 23 april 2012

Huppelend op weg naar het Catshuis...

Soms vraag ik me af wat ik zou zien als ik vanuit de lucht de mensen kon bekijken, of vanuit een meer riante positie en met een retourticket op zak: de hemel... 

Ik zou iedere dag weer de lange stroom kinderen zien, op weg naar school.

Sommige kinderen zie ik huppelend aan de hand van een ouder, met een vrolijk tasje bengelend op de rug. Klaar voor nieuwe indrukken en spannende avonturen met hun klasgenootjes.

Ik zie de dromers, zittend in de auto naast hun moeder, die hardop maar in zichzelf aan het na-foeteren is op alles wat er die ochtend mis ging, op alles wat er in haar leven eigenlijk altijd mis gaat. Geef deze dromer eens ongelijk…

Mijn blik blijft hangen bij de aarzelende voetstappen van kinderen op weg naar een plek vol meetinstrumenten en verwachtingen waar ze nooit aan zullen voldoen. Zelfs op de stoep lukt het ze niet in de juiste pas te lopen zonder te struikelen. Terwijl ze daar lopen, ziet niemand hoe bijzonder en ontroerend mooi hun eigen pasjes zijn…

Daar gaan de achteruit-lopers… Ze kunnen niet anders dan hun blik gericht houden op hun thuis. Wanneer deze aandacht verslapt, kan het toeslaan: hun pijn, hun nood, hun lot. Achteruit lopend bewegen ze voorzichtig richting de volwassene voor de klas die niets ziet van dat gebogen ruggetje…

Ik kijk naar de kinderen die net als David-in-het-veel-te-grote-en-stugge-harnas-van-koning-Saul zich een weg proberen te banen door het vroege verkeer. Wat lijken ze groot en sterk, maar als ik goed kijk zie ik kleine mensjes die zo graag de zon en de regendruppels willen voelen op hun huid in plaats van op al dat ijzer. Het zijn kinderen maar kunnen het niet zijn en ergens is de herderstas met de slinger en de stenen van ze afgenomen…

Wekenlang zou ik iedere dag de glimmende auto’s en fietsen hebben gezien met de vrouw en de mannen op weg naar het Catshuis.
Huppelden ze zelf wel eens?
Hebben ze daar met elkaar gepraat over de dromers? Herkenden ze zich misschien in de vader of moeder achter het stuur?
Hebben ze oog voor de originele pasjes van kinderen? Waren ze misschien zelf hun eigen pas verleerd?
Zagen ze het belang van beschermende handen op de rug? Misten ze zelf misschien vangende armen wanneer ze achteruit moesten lopen?
Hebben ze de handen ineen geslagen om te grote en te zware harnassen open te breken? Zochten ze misschien zelf nog naar de slinger en de steentjes in hun tas?

Wat hadden ze nodig?

De huppelaars, de dromers, de achteruitlopers, de Davids… álle kinderen bewandelen in hun eigen pas de weg naar de toekomst, ónze toekomst... en misschien is een enkeling wel op weg naar het Catshuis…

Wat hebben ze nodig? 

Laten we ons alsjeblieft dáár eens mee bezig houden…